woensdag 22 december 2010

Linkse hobby's zijn ingewikkelde hobby's

Verslag van debat IS live
Gepubliceerd: 10 december, IS Online

Wat is er in godsnaam aan de hand in Nederland? We maken ons steeds meer druk om ons eigen hachje en minder om de armoede wereldwijd. Geloven we soms niet meer in ontwikkelingshulp en bestempelen we het daarom als ‘linkse hobby?’. Daarover ging de derde aflevering van de rondreizende talkshow IS live. Gastblogger Lindy Janssen doet verslag vanuit Tilburg. “Ik hoor maar weinig om vrolijk van te worden.”


Debatleider Ralf Bodelier laat met een lijst zien welke waarden Nederlanders belangrijk vinden in 2007 en in 2010. Waarden die ‘we’ in 2007 belangrijk vonden -zoals minder oorlog en terrorisme in de wereld, maar ook minder honger in de wereld – blijken we vandaag veel minder belangrijk te vinden. Goede gezondheidszorg en een goede oudedagvoorziening blijken dé belangrijkste vraagstukken te zijn waar Nederlanders zich druk om maken. Hoe kan dit? De antwoorden komen uit de zaal. “Er is onzekerheid door de bezuinigingen.” Eigen belang eerst dus. “Nederland is gedesillusioneerd in het buitenland en internationale instituties.” Veel dingen blijken ingewikkelder te zijn dan ze lijken.

Drastische gevolgen
Dat komt onder andere omdat bijvoorbeeld Afrikaanse systemen niet altijd worden begrepen, meent journalist Marcia Luyten, die zelf vier jaar in Uganda woonde. Daardoor slaat goed bedoelde ontwikkelingshulp nog wel eens de plank mis. En dan kan iets wat prachtig lijkt, in praktijk perverse gevolgen hebben.
In Uganda werd gratis basisonderwijs ingevoerd, mede dankzij de steun van Nederland. Een fantastisch idee. De gevolgen waren alleen minder fantastisch. Het lees- en rekenniveau dat kinderen hadden na zes jaar onderwijs bleek gigantisch gedaald te zijn ten opzichte van de periode dat onderwijs nog niet gratis was. Praktisch alle kinderen verlieten als analfabeet de basisschool. Bij een bezoek aan een school zag Luyten dat er maar liefst tweehonderd kinderen in één lokaal zaten. “De lerares paste er nauwelijks meer bij”, aldus Luyten. “Bovendien kan het de ouders weinig schelen. “Zij zien onderwijs vaak als een gratis dagopvang.”

Linkse hobby was rechtse hobby
Hulpinitiatieven worden vaak als ‘links hobby’ gezien. “Dat is historisch volkomen onjuist”, beweert hoogleraar internationale betrekkingen Duco Hellema. Ontwikkelingssamenwerking is in de jaren zestig van de vorige eeuw ontstaan als een brede coalitie waar met name de kerken en het bedrijfsleven, vanwege het bevorderen van de export, voorstanders van waren. “De linkse partijen van toen waren het meest kritisch. Ze hadden het over neokolonialisme.”
Jan Pronk was de eerste PvdA-minister voor Ontwikkelingssamenwerking en pas tijdens zijn bewindsperiode is het beeld gaan kantelen en ontstond het idee van een links georiënteerd beleidsterrein. Maar hoe kunnen we het imago van de hulp nu nog bijschaven? De sector is te lang te krampachtig geweest. Marcia Luyten heeft wel een verklaring hiervoor. “De ontwikkelingssector is erg slecht in het claimen van eigen successen. Aan de andere kant is er veel te weinig naar problemen gekeken.” Carin Boersma van Oxfam Novib is het met haar eens. “De successen worden niet getoond, maar de ingewikkeldheid ook niet,” voegt ze toe.

Noodhulp
Verder dan maar naar iets minder ingewikkelds: noodhulp. Geen politieke bijbedoelingen, geen onbedoelde drastische gevolgen maar gewoon mensen in nood helpen omdat ze het zelf niet meer kunnen.
Volgens hoogleraar humanitaire hulp en wederopbouw Thea Hilhorst is dit echter helemaal niet zo. “Noodhulp kun je niet scheiden van ontwikkelingssamenwerking. Die grens vloeit in elkaar over. Geert Wilders is tegen ontwikkelingssamenwerking, maar voor noodhulp. Ik denk dat-ie niet zo goed weet waar-ie het over heeft. Hij bedoelt waarschijnlijk grote natuurrampen. Maar in Uganda is er bijvoorbeeld een gebied dat al 46 jaar noodhulp krijgt, via het World Food Programme.”
Een probleem met noodhulp zou zijn dat het geld niet terecht komt waar het terecht zou moeten komen. Deze kritiek bestaat al lang, maar Haïti zou aantonen dat er echt niets verbeterd is in de loop der tijd. “Dat is simpelweg niet waar”, zegt Hilhorst met verheffing. “Het tempo van uitgeven is veel hoger dan bij andere rampen. Er komt wel degelijk hulp terecht.” Toch horen we in de media dat er maar 2 procent van het voor Haïti bestemde hulpgeld uitgegeven is. Hoe zit dat dan? “Dat ging maar om één organisatie”, zegt Hilhorst die dit in NOVA wilde uitleggen. “Maar toen hoefde ik niet meer te komen. Goed nieuws is geen nieuws.”

Als je het over kritiek op noodhulp hebt, moét je het over Linda Polman hebben. Haar grootste kritiek is dat noodhulp ook oorlogsmisdadigers voedt. Dat gebeurde bijvoorbeeld halverwege de jarenn negentig na de genocide in Rwanda. “Ze legt te makkelijk de schuld bij de hulporganisaties. Je wordt dan aanklager en rechter tegelijk”, zegt Hilhorst. “Hoe kun je onderscheid maken? Dan veroordeel je mensen tot de hongersnood!” Hilhorst geeft toe dat er wel dingen misgegaan zijn. “Er is ook in een later stadium, toen de situatie wat duidelijker was geworden, geen poging gedaan door wie dan ook om die moordenaars eruit te halen en op te pakken.”

Onbedoeld negatief
Ik hoor maar weinig dingen om vrolijk van te worden vanavond. Ontwikkelingssamenwerking en noodhulp zijn complex en daardoor zijn de gevolgen niet altijd te overzien. Deze gevolgen kunnen, zoals met het onderwijs in Uganda en de noodhulp na de genocide in Rwanda, onbedoeld negatief uitpakken. Dat is niet makkelijk uit te leggen aan een groot publiek. Het publiek in Tilburg heeft dan ook nog heel wat na te praten aan de bar, speciaal voor deze avond met biologische drankjes.

dinsdag 14 december 2010

Cancún: Media blunderen over juridische stappen Bolivia

Nieuwsberichten over de stap naar de rechter van Bolivia om afspraken in Cancún kloppen niet. Instituten worden door elkaar gehaald en kwaliteitsmedia nemen het klakkeloos over.

Op de klimaattop in Cancún is na lang zwoegen een akkoord bereikt. Bolivia vindt dat het akkoord niet volgens de juiste regeltjes tot stand is gekomen en stapt hierom naar de rechter. Maar naar welke rechter? Is het nou het Internationaal Strafhof of het Internationaal Gerechtshof? En welke afkorting hoorde nou ook alweer bij welk hof? Verschillende media blijken het niet te snappen.

Op de website van Trouw staat in een overgenomen ANP-bericht dat Bolivia naar het Internationaal Strafhof stapt. Hiervoor wordt de afkorting ICJ gebruikt. Dat is de afkorting van het Internationaal Gerechtshof, niet van het Internationaal Strafhof! Dat kort je af met ICC. Andere media nemen dit ANP-bericht ook over. Bijvoorbeeld BNR, de Telegraaf en de Volkskrant. In een ander bericht van de Volkskrant over de top in Cancún wordt wel de correcte afkorting voor het International Strafhof gebruikt. Maar bedoelen ze eigenlijk wel het Strafhof? Of toch het Internationaal Gerechtshof?

Wat maakt het uit?
Het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof zijn twee totaal verschillende instituten. Beiden houden zich bezig met recht, hebben een internationaal karakter, en zijn in Den Haag gevestigd, maar de verschillen zijn groot.
Het Internationaal Gerechtshof (International Court of Justice, ICJ) bestaat sinds 1946 en zit in het Vredespaleis in Den Haag. Het spreekt recht in geschillen tussen staten. Het berecht dus staten en geen personen. Ook geeft het advies aan de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad.
Het Internationaal Strafhof (International Criminal Court, ICC) berecht wel personen. Het spreekt recht over genocide, misdaden tegen de menselijkheid, en oorlogsmisdaden. Het Internationaal Strafhof bestaat sinds 2002 en is de eerste rechtbank die personen hiervoor verantwoordelijk houdt.

Naar welk hof stapt Bolivia nu?
Bolivia stapt naar het Internationaal Gerechtshof en niet naar het Internationaal Strafhof zoals in het ANP-bericht staat. Dit geschil heeft helemaal niets te maken met de misdrijven waar het Internationaal Strafhof over gaat. Ook word er geen persoon aangeklaagd. Waarom de fout dan toch in nieuwsberichten terecht komt en iedereen het klakkeloos overneemt is mij een groot raadsel.
Het was even zoeken, maar uiteindelijk heb ik een nieuwsbericht gevonden zonder fout! Het stond op de website van Spits. Chapeau!

De rauwe werkelijkheid van Afrika

VersPers

Voor Serious Request van 3FM en het Rode Kruis bezocht Eric Corton de meest afgelegen en vergeten plekken van de wereld. Elk jaar ging hij naar een ander gebied dat door oorlog, armoede of ziekte getroffen was. In zijn schrijversdebuut ‘Wilde Wereld’, beschrijft Corton zijn zeer persoonlijke ervaringen in Darfur, Congo, de Centraal-Afrikaanse Republiek en Kenia. 


Op de achterflap van ‘Wilde Wereld’ prijkt een citaat van Claudia de Breij over het boek: “Ik heb Eric’s verhalen met tranen in mijn ogen gelezen. Zelden oorlog en ellende zo voelbaar op papier gezien, maar ook nooit eerder zo getroost door het oprechte engagement van de verteller.” 

Corton vertelt open en eerlijk over zijn onwennigheid in Afrika. Hoe ga je om met mensen die onvoorstelbare dingen hebben meegemaakt? Mensen die hun eigen familie hebben zien sterven of jonge meisjes die zwaar verminkt en bruut verkracht zijn door rebellen? Hoe gedraag je je als rijke blanke man in een vluchtelingenkamp dat door bijna de hele wereld vergeten is? Wat doe je als mensen bij je komen bedelen, omdat ze geen eten hebben voor hun kinderen en je ze niets kan geven, omdat er simpelweg te weinig is voor iedereen? Corton kan en wil dit niet accepteren en wordt boos.

Deze rauwe werkelijkheid lijkt niet iets om vrolijk van te worden. Dat is ook niet de bedoeling van het boek. Als Corton echter vertelt over het Congolese meisje Wivine, word je ondanks haar hartverscheurende verhaal af en toe opgebeurd. Wivine’s verhaal is vreselijk. Ze was vier en zag haar ouders en haar grote broer vermoord worden. Hierna was ze zo bang, dat ze twee weken in haar eentje in de jungle heeft gezworven tot iemand haar vond. Nu woont ze in een weeshuis. Als Corton haar daar opzoekt met zijn koptelefoon en microfoon fleurt ze eventjes helemaal op. Dit heeft ze nog nooit gezien en ze giert het uit van het lachen als ze haar eigen stem terughoort. Corton vertelt het zo meeslepend en geëngageerd dat je meteen van dit meisje houdt.

Het is te merken dat Corton zelf bij elk verhaal opnieuw geraakt wordt door de hardheid van het leven en dat dit hem erg aangrijpt. Zo ontmoet hij de zwaar verminkte jongen Leo op een parkeerplaats. Hij was voor dood achtergelaten door de rebellen en heeft helemaal niets of niemand meer. Geen familie, geen huis en geen eten. De jongen verdwijnt maar niet uit Corton’s gedachten. ’s Avonds gaat hij terug naar de parkeerplaats om de jongen –tegen de ongeschreven regels in- toch een paar dollar te geven. 

Corton brengt zijn angst over op de lezer als hij beschrijft hoe hij ’s nachts wakker wordt door blaffende honden en een schreeuwende stoet mensen. De bewakers zijn weg, misschien zijn ze gevlucht. Corton vreest een aanval van de rebellen. 

De lezer belandt elke keer midden in Afrika, midden in het verhaal en midden in de ellende. De opmerking van Claudia de Breij is terecht. Het is bijna onmogelijk en onmenselijk om niet geroerd te worden door het indringende verhaal van Corton. Het gaat door merg en been. Het komt keihard aan, maar is bovenal oprecht.