donderdag 29 september 2011

Bijzondere hobby: Capoeira

Voetbal, hockey of dansen: typisch en het behoort tot de dagelijkse sleur. Een triatlon lopen, planking en strontvliegen verzamelen: opmerkelijk en je trekt er makkelijk volle zalen mee. In de rubriek ‘bijzondere hobby’s’ komen jongeren aan het woord met een bijzondere hobby. Des te ongewoner, des te beter!
Deze keer…
Naam: Hanneke Andringa
Leeftijd: 23
Hobby: Capoeira


1. Wat is capoeira precies?

Hanneke: “Het is een Braziliaanse vechtsport, maar het bijzondere is dat het op muziek is. Het wordt weleens verward met dansen maar dat is het dan weer niet! Het is wel heel erg ritmisch, maar er zit geen choreografie in. De bewegingen zijn allemaal gericht op aanval of verdediging of zijn acrobatisch. Het is echt meer een vechtsport dan een danssport.
Je leert bij capoeira ook muziek maken en zingen. Dat doe je bijvoorbeeld op een berimbau.  Dat is een Afrikaans instrument met een stok, kalebas en ijzerdraad die je bespeelt met een baqueta (dun lang stokje), dobrao (gouden munt of steentje) of een caxixi (gevlochten rammelaartje). Verder heb je grote trommels, dat heet een atabaque en een soort tamboerijnen, dat zijn de pandeiros. Dit zijn de drie belangrijkste instrumenten die worden gebruikt. Er zijn er nog wel meer maar die worden niet zo vaak gebruikt.
Je hebt dus drie onderdelen; het vechten, muziek maken en zingen. Het één heeft het ander wel echt nodig. Alle onderdelen staan gelijk aan elkaar. Om goed te kunnen spelen in de roda (de kring) moet er goede muziek zijn. Als de muziek klopt, er mooi gezongen wordt en er energie uit de muziek komt ga je beter spelen. Bij capoeira noem je dat niet vechten namelijk maar spelen.”

2. Hoe is capoeira ontstaan?
Hanneke: “Er zijn verschillende verhalen maar wat ik heb begrepen is dat tijdens de slavernij slaven uit verschillende Afrikaanse landen samen zijn gekomen op plantages in Brazilië. Zij kwamen uit allerlei gebieden en namen hun eigen instrumenten mee, maar ook hun vechtsporten en dansen. Van de blanken mochten zij niet vechten dus gingen ze het verpakken als een volksdans. Daarom ziet er dus een beetje uit als dansen, maar in feite zijn het allemaal bewegingen gericht op aanvallen en verdedigen.”
3. Hoe vaak train je?
Hanneke:  “Ik doe nu ongeveer drie jaar aan capoeira en op dit moment train ik drie keer per week. Twee keer bij mijn eigen docent want hij geeft twee keer per week les. Maar ik wil graag nog een extra keer dus train ik ook een keer per week bij een andere docent. Die docenten kennen elkaar allemaal dus dat is gewoon prima.
Ik ben eigenlijk nog een beginner en oefen iedere keer weer om alle bewegingen mooi strak te krijgen. Ik ben nu al een tijdje aan het trainen op een radslag zonder handen. Dat lukt af en toe, maar vandaag was ik al best wel moe getraind. Toen probeerde ik het en het werkte dus helemaal niet goed! Dan ziet het er niet zo mooi uit want ik kreeg m’n benen niet over mezelf heen. Haha!
Er zijn verschillende stijlen capoeira. Wat ik doe is Capoeira Regional. Die stijl heeft een wat sneller spel en is meer gericht op acrobatiek en het vechten. Je hebt ook Capoeira Angola. Dat is wat ouderwetser. Het kan er soms ook een beetje maf uitzien, alsof de mensen dronken zijn! Er zit niet zo veel acrobatiek in als bij ons.
Voor wat ik doe moet je dus eigenlijk én lenig én sterk zijn. Maar als je vaak genoeg traint word je dat vanzelf!”

4. Heb je grote voorbeelden in het capoeira?
Hanneke: “In Brazilië heb je natuurlijk veel capoeirasitas. En af en toe komen zij ook naar Europa. Toen de groep waar ik bij train 20 jaar bestond, ik zat er toen nog geen jaar bij,was er een groot festival in Duitsland. Daar waren heel veel capoeiristas en capoeirastas-mestres uit Amerika en Brazilië overgekomen. Dat was echt heel indrukwekkend. Dat zijn mensen die er al hun hele leven mee bezig zijn en natuurlijk heel erg goed zijn. Die dag was heel erg inspirerend!”

5. Zijn er naast zulke festivals ook wedstrijden en hoe wordt dan beoordeeld hoe goed je bent?
Hanneke: “Wedstrijden heb je niet, maar ongeveer één keer per jaar of één keer per anderhalf jaar organiseert de docent een batizado, dat betekent de doop. Op zo’n moment kan je een nieuw koord krijgen. Welke koord je hebt, laat zien welk niveau je hebt. De docent beoordeelt na aanleiding van hoe je speelt welk niveau je hebt. Na een jaar of anderhalf jaar kan je dus een nieuw koord krijgen. Je speelt tijdens een batizado tegen allemaal docenten of gastdocenten en moet bewijzen dat je je niveau waard bent. Ik heb nu een wit-oranje koord, dat is nog een beginnerskoord. Je begint bij wit, daarna heb je wit-geel, geel, dan wit- oranje, wat ik dus heb, dan krijg je oranje en daarna rood-blauw. Vanaf rood-blauw ben je gevorderd. Hierna zijn er nog een paar koorden.
Tijdens een batizado ben je in het wit gekleed. Je hebt een abada aan. Dat is een witte broek en daar staat ook het logo op van de groep waarbij je traint. Er zijn verschillende groepen in de wereld en ik train bij een groep die ‘capoeira brazil’ heet. Verder draag je je corda; je koord. Ook krijg je meestal een shirtje aan wat bij het festival  of de batizado hoort waar je speelt.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten