vrijdag 26 augustus 2011

Bijzondere hobby: Bobsleeen

Voetbal, hockey of dansen: typisch en het behoort tot de dagelijkse sleur. Een triatlon lopen, planking en strontvliegen verzamelen: opmerkelijk en je trekt er makkelijk volle zalen mee. In de rubriek ‘bijzondere hobby’s’ komen jongeren aan het woord met een bijzondere hobby. Des te ongewoner, des te beter!


Deze keer…

Naam: Jannicke IJdens
Leeftijd: 23
Hobby: Bobsleeën




1. Waarom ben je gaan bobsleeën?
Jannicke: “Ik deed eigenlijk aan atletiek en ben toen gescout. Ze hadden nog mensen nodig voor het damesbobsleeteam. Vervolgens ben ik een keer gaan meetrainen en vond het meteen erg leuk. In augustus 2007 ben ik begonnen en heb toen ongeveer een jaar meegedaan. In november 2008 kreeg ik een zware crash en was ik zwaar geblesseerd aan mijn rug. Pas in oktober 2010 had ik mijn comeback. Die eerste afdaling na mijn revalidatie beviel meteen weer goed en toen wist ik het dat dit echt mijn sport is!”

2. Hoe gaat bobsleeën in z’n werk?
Jannicke: “Je moet explosief en snel zijn. Dáár train ik nu tien keer per week voor. Soms een keer per dag en soms twee keer. Zondag is een rustdag. Ik train op sprinten, springen en doe ook veel krachttraining. Ik ben een renner, dus ik doe eigenlijk alles in de eerste vijf/zes seconden. Daarna is het aan de piloot van de slee. Dat mijn aandeel maar zo kort is vind ik niet raar, dat is bij veel turnonderdelen ook zo!
Een bobsleeteam bestaat in principe uit vier of vijf personen, namelijk één piloot en een aantal renners. De wedstrijdrenner wordt meestal alleen in de wedstrijden ingezet. Reserves trainen veel met de piloot zodat zij veel kunnen oefenen met verschillende bochten pakken en dergelijke. Afgelopen seizoen was ik in principe reserverenner en heb ik maar weinig wedstrijden gedaan. Ik wil volgend seizoen graag zelf piloot worden. Op de training zit ik weleens voorin en ik vind het erg fijn om zelf de touwtjes in handen te hebben!”

3. Jouw team wil graag naar de Olympische Spelen in Sochi in 2014. Liggen jullie op schema?
Jannicke: “Mijn piloot was ook op de Olympische Spelen van 2010. Ik was toen geblesseerd en kon er helaas niet bij zijn. Mijn team gaat sowieso over drie jaar naar de Spelen. Dat staat eigenlijk al vast. Als renner kan ik dan waarschijnlijk wel mee, maar als ik piloot wil worden kan ik dat pas over zeven jaar op de Olympische Spelen doen. Dan ben ik dertig, maar dat is bij bobsleeën zeker nog niet te oud. Je moet er namelijk fysiek goed voor zijn en dat ben je gewoon niet als klein meisje. Veel piloten zijn rond de dertig. Je begint meestal ook later met deze sport. ”

4. Je studeert ook nog fysiotherapie naast het sporten. Is dat niet lastig te combineren?
Jannicke: “Ja dat is heel lastig te combineren. Het maakt niet uit wat je studeert. Van bobsleeën kan je niet rondkomen, dus ik moet er straks wel ook een maatschappelijke carrière naast hebben. Dat vind ik erg belangrijk. De meeste scholen of opleidingen hebben een topsportersregeling. Mijn opleiding ook, dus uiteindelijk komt het allemaal wel goed!”

5. Ben je, na je zware crash in 2008, niet bang voor een nieuwe zware crash?
Jannicke: “Dat valt wel mee. De eerste keer na mijn crash was wel spannend, maar ik weet nu dat ik fysiek goed ben en dat ik het op kan vangen als ik crash. Ik ben ook al wel een aantal keer gecrasht sindsdien en dat is altijd goed gegaan. Mijn moeder is daar wel echt bang voor.
Zij heeft me serieus een bak met geld geboden als ik stop met bobsleeën! Ze zag me uit de ambulance komen na mijn crash en heeft me daarna moeten verzorgen. Ik kon niets meer. Drie weken moest ik op m’n rug liggen en kon ik nauwelijks bewegen. Daarna mocht ik weer voorzichtig op m’n zij proberen te liggen en heb ik opnieuw moeten leren lopen. Omdat zij mij heeft moeten verzorgen en alles van dichtbij meegemaakt heeft snap ik wel dat het haar veel verdriet heeft gedaan. Maar ik ga niet stoppen voor een bak geld, want dit is echt mijn passie.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten